Anekdotes
Deze anekdotes zijn tijdens de reünie voor gedragen.
JanAlbert Jansma, 04-03-1953
In aller onschuld
Mijn opa die is overleden toen ik zelf 1,5 jaar was.
Deze man heeft eens een ongeluk gehad en daarbij een oog verloren.
Hij had zich hiervoor een glazen oog laten aanmeten.
Doch die was hij met regelmaat zoek.
Maar niet getreurd dan maar weer een nieuwe laten maken.
Zo kwam het dat hoewel ik de man niet echt heb gekend dat er bij ons thuis zeker wel zo’n 7 van die ogen rond zwierven.
Opa’s kleren hingen nog altijd op mijn slaapkamer in de kast.
Ook hierin zaten 1 a 2 ogen
Voor ons was dat niets bijzonders. Op een dag heb ik zo’n oog mee genomen naar school omdat daar te laten zien. Laarman kreeg dat ook onder ogen en stond gelijk op tilt.
Hij heeft me dat ding afgenomen en is tussen de middag gelijk naar mijn moeder in de winkel gegaan, om dat verschrikkelijke ding te laten zien. Maar ook mijn moeder zag daar eigenlijk niets bijzonders in en ze wist ook wel dat wij daar wel eens mee speelde. Ze heeft dat verschrikkelijke ding in ontvangst genomen en ons later gezegd dat we het ding maar niet meer mee moesten nemen naar school.
Niet iedereen had daar begrip voor….
Zingen op vrijdagmiddag in klas 5 en 6
Bij Laarman gingen we vrijdagsmiddag ook zingen.
De eerste uren van de middag gingen we rekenen, daarna was het tijd voor zingen. Meestal uit een boekje waar de nodige liedjes in stonden.
We hadden in de klas diverse kinderen die thuis uit een muzikaal gezin kwamen. Zo ook de tweeling Rouw, Jan en Henk.
Tijdens zo’n liedje wat gezongen werd mocht b.v. Henk heel graag een tweede stem zingen. Laarman snapte daar niets van en zei er dan ook iedere keer weer iets van. Soms op straffe van dat Henk niet meer mocht mee zingen en zelf in de hoek moest staan.
Laat deze beste jongen nu een heel muzikaal leven achter zich hebben als oud-lid van Blacklake!
Jan is nog jaren hoboïste geweest bij het NNO.
===============================================================
Paul de Vries, 22-6-1941
Herinneringen aan mijn oude school:
Alles wat er in mij opkomt.
Twee schoolpleinen, een met tegels en de andere met bomen. Tollen op het tegelplein, twee soorten. Tollen. Een kleine als een kegeltje, een cm of 3 hoog en met een paar kleuren, de andere een kleine paddenstoel. Ook op het tegelplein, het spel Bok, Bok hoeveel hoorns. Er stond iemand tegen het hek, de rug omhoog en dan nam je een aanloop om op de rug te springen. Raden hoeveel vingers je opstak. Goed? Mocht je nog een keer. Fout? Aansluiten. En zo werd de rij steeds langer. Touwtje springen, alleen. Maar ook met een lang touw dat door twee kinderen, meestal meisjes werd gedraaid. Tikkertje op het bomenplein. Knikkeren, met een kuiltje of met een vierkantje. Van achter een streep die je met de punt van je klomp of schoen in het zand trok Paardvechten, ook erg spannend. Er waren paarden en ruiters. De ruiter vocht met een andere ruiter om hem van de rug van het paard te trekken of beide tegen te grond te werken. Het strijdperk was een soort zandbak, helemaal achter op het plein tegen het bos aan.
Het fluitje van Meester Wester en ook zijn driedelig grijs. En krijtvlekken. Zijn hoge heren- rijwiel, zijn tocht naar zijn woning bij Hotel Timmer. Juffrouw Salomons, die zo’n prachtig handschrift had. Zij zette de namen van haar kindertjes zelf op de schriften. Meester Lukkien in de klassen 3 en 4. (tegenwoordig de groepen 5 en 6). Zingen uit Kun je nog zingen? Zing dan mee. En wat zongen we dan? Bijvoorbeeld: “Klein vogelijn op groenen tak”. En “Een karretje op den zandweg reed.” We zongen nog in de spelling van voor 1947. De spelling van Zoo en Walvisch.
Een naam die ik niet mag vergeten: Juf Bakker. Zij was in mijn tijd de kleuterjuf. Nog maar 17 jaren oud werd ze door Meester Wester ingepalmd om voor de klas te gaan staan. Juf Bakker, die ik ongeveer acht jaren geleden weer ontmoette en daarna regelmatig sprak, leerde ons hoe we matjes konden vlechten met rode en groen stroken in zwart papier. We leerden allerlei patronen te maken. Ze vertelde me: Ik had na de oorlog bijna geen lesmateriaal en ik maakte heel veel zelf. Ik weet nog van de kleine tafeltjes en stoeltjes, op kleutermaat. Groen en rood. In de andere lokalen waren banken, daar klom je in als je naar de eerste klas van Juf Salomons ging. De banken hadden een vak, (of was het een klep?) waar je spullen in konden. Er was een inktpotje waarin we de kroontjespen doopten. Omdat het papier zo matig was en de pennen scherp, ontstonden er haakjes aan de letters. En vlekken op het papier. Juf Salomons schreef op een bord met lijntjes de hoofdletter en de kleine letters die we moesten na schrijven. Tussen de lijntjes natuurlijk. Deed je het naar wens dan kreeg je een aanmoedigend stempel: “Goed Zo”. Of nog mooier: “Uitstekend.” Aan cijfers deed de school niet.
Er stond een wonderlijk ding op een kast in de klas van Meester Wester, een wervel van een walvis. Die had hij meegenomen van een reis uit IJsland. Van zijn reizen vertoonde hij ( zo heette dat) lichtbeelden. Zo kwam je nog eens ergens. Met die lichtbeelden trok de meester ook rond in de omgeving om een avond te vertellen bij het Nut. En een cent bij te verdienen. De schoolkinderen konden nuttig zijn en zich belangrijk voelen in Commissies. Er was een technische commissie. Die zette de apparatuur klaar voor de vertoning van de lichtbeelden. Ze hielden ook de aquaria schoon en verzorgden de goudvissen daarin. Er was een turfcommissie die moest zorgen voor de aanvoer van de turf en de kolen naar de grote potkachels in de lokalen. Ik weet nog van de eerste schoolreis die we maakten. Helemaal naar het Meebosch, op de fiets of een grote kar. Er ging een wagentje mee waar een melkbus in stond. Daar zat dan weer de ranja in. We moesten zelf een kroes mee nemen. Een roemruchte reis was er voor de jongens. Wat was er toen voor de meisjes?? Die reis ging Op den Fiets door Nederland. Meester Wester had een houten bordje op zijn stuur
waar op stond OFDN. We overnachtten in jeugdherbergen. De reis ging grofweg rond het IJsselmeer. Ik herinner me overnachtingen in Harlingen, Schoorl, Haarlem, Den Haag, Reeuwijk en Bunnik. Er moeten er meer zijn geweest want de afstand van Bunnik naar Ter Apel was uiteraard te groot. Wat zagen we onderweg? Een paar voorbeelden: De Afsluitdijk was een wonder van techniek, stoppen bij het monument, de Hondsbossche Zeewering idem. We hebben de Hoogovens gezien en de stinklucht daar opgesnoven, ons verbaasd over de staalwalsen van wel een kilometer lang. We stonden in Overveen op de plaats waar gevangen werden gefusilleerd, onder wie Hannie Schaft. We fietsen over het strand naar Scheveningen, wel 30 km langs de zee. In Den Haag hebben we het Panorama Mesdag gezien. Toen we via de trappen omhoog ineens buiten stonden, was dat een onwaarschijnlijke verrassing. We stonden niet buiten en toch zagen we de duinen en de huizen van Scheveningen. Die waren geschilderd. Het was net echt. Die sensatie heb ik nooit vergeten. We reden niet op fietsen maar op rijwielen. Zonder versnellingen. Grote fietstassen met voor ruim een week, schone kleren.
Wat we ook leerden: het lezen van het spoorboekje. Dat bestaat niet meer. Nu moet je de app op je telefoon kunnen gebruiken. Maar dat spoorboekje heeft me veel ontzag bezorgd toen ik in de militaire dienst was. Als enige soldaat kon ik dat lezen en zo stond er elke vrijdagmiddag een lange rij aan de tafel waar ik was gaan zitten om de reizen uit te zoeken voor mijn mede-soldaten. Reizen van Roozendaal naar Schagen, Venlo, Emmen enzovoort. Met overstappen, de tijd die je daarvoor had en al. Service voor de maten Een andere kunst die er niet meer is: Het overmaken van geld op een postgiro-rekening. Meester Wester leerde ons het giro-formulier in te vullen. Als we meenden dat we dat konden geef hij ons een gulden mee naar het postkantoor. Die gulden stortten we dan op de girorekening van de meester. Het was modern onderwijs.
Wat ik me verder herinner: het maken van redactie-sommen. Ik was er geen ster in. Badkuipen die ik vol moest laten lopen, er zaten kranen in van verschillende grootte, je zette die open of dicht en dan moest ik bedenken wanneer het bad leeg was of vol. Weet ik niet meer. Ik zal het wel hebben verdrongen. Nog steeds verwarrend. Een ander voorbeeld: Twee fietsers die na elkaar vertrekken, zelfde route rijden, De een rijdt zoveel
km/uur en de ander wat langzamer of vlugger. Wie is er het eerst? En hoe groot is het tijdsverschil? Zoiets. Als ik er aan denk gruwel ik nog.
Plotseling valt me nu in dat we ook nog de Antieke Oudheid hebben ontmoet. Immers op de brug naar Laudermarke in het Ruiten-A kanaal stond: Panta Rei. Dat was een filosofische gedachte en betekende Alles Stroomt of Alles Beweegt. De diepe gedachte daarachter leerden we zo kennen.
Ik weet nog van de route naar school, langs het kanaal. De brug was vaak open. Er kwamen veel schepen door, met turf, aardappelen enzovoort. Soms dus een sprintje om er op tijd over komen. De brugwachter Dijkstra liet ons vaak passeren. We mochten ook wel eens helpen met het open duwen en sluiten van de brug. Ja, en als je bijvoorbeeld uit het
AGO-dorp kwam of uit Ter Haar, verzamelde je weer andere herinneringen.
Gymnastiek deden we, geloof ik, niet. Maar we gingen wel regelmatig naar de voetbalveld van STA. Door een stukje bos, langs de Joodse begraafplaats. Het veld veld lag bij het Ruiten-A kanaal. Daar speelden we Kastie, het heette ook wel slagbal naar ik meen. Meester Lukkien had zich daarmee belast.
Als de school begon stelden we ons op, per klas, en werden we naar binnen geleid. Wat hebben we er veel geleerd. Het was het begin van een nieuwe dag.
Paul de Vries
leerling van 1946 tot 1954
===============================================================
Bertie Holtkamp, 12-12-1943
Avontuur van Jan Snijders en Bert Holtkamp tijdens schooltijd van de kleuterschool.
"Janneman en Bertie" waren op de kleuterschool bekend als kleine ondernemende fantasievolle boefjes. Ze waren onafscheidelijk en op zielenniveau volledig op één golflengte. Geen wonder want ze kwamen op (bijna) hetzelfde moment op aarde met slechts één dag verschil....
Beide boogschuttertjes en van de Chinese astrologie; "geitjes"
Die hebben fantasie en houden van "afwijken van het bekende pad". Twee kleine ontdekkingsreizigers. Zo beraamden ze een in hun ogen ingenieus plan.
Als we gewoon morgenochtend "de andere kant opgaan", niet naar school, maar naar het bos, dan merkt niemand daar wat van.
Zo saai, elke dag opnieuw naar de kleuterschool. Zo samen bedacht - zo gedaan.
"Janneman roept Bertie aan", zo noemden we het verschijnen van Jan, bij Bert z'n huis.
Op dat moment liepen er ook een paar meisjes voorbij, Zwaantje Timmerman en Willy Schaver....
Ze waren stom verbaasd dat wij "de andere kant opgingen" terwijl de kleuterschool toch spoedig zou beginnen.
Ze liepen en liepen om het bos te bereiken.
Maar wel vér weg van de kleuterschool, dát vonden de beide kleuters belangrijk.
Bert weet nog exact hoe de plek eruit zag waar ze uiteindelijk belandden. Toch wel een paar kilometer van de kleuterschool!
Er was een diepe kuil in een kleine zandvlakte...
Jan en Bert zijn in een zijwand gaan graven met de kleuterhandjes tot er een soort hol ontstond..
Want....niemand mocht ze ontdekken..
Ze waren zich goed bewust dat ze iets deden wat eigenlijk "niet mocht".
Op een zeker moment hoorden ze de sirene van de kledingfabriek van Grol aan de Oudeweg die om 12 u. aangaf dat het middagpauze was..
Dát was een teken dat ook de kleuterschool was afgelopen !
"Onze ouders zouden denken dat we gewoon weer van de kleuterschool thuiskwamen"...
Dus gauw naar huis...
Daar werden we opgewacht door onze ouders die waren gewaarschuwd door de schoolleiding die op hun beurt het "schoolverraad" hadden vernomen van die beide kleutermeisjes die getuige waren van onze "andere kant opgaan"....
De beide ondernemende kleuters hebben het al 75 jaar overleefd.
Opvallend was dat we ook later vaak werden gestraft door de juffrouw door ons in de hoek te zetten. Op de kopse kant van een wandkast die een 10 cm van de wand af stond. Elk aan een kant van de kast in de hoek staan gaf ons de gelegenheid elkaar te zien achter te kast langs wat ons veel plezier gaf.
===============================================================
Jaap Duit, 9-8-1949
Stuutsiekoorn boksem
Ongetwijfeld heeft de lezer van dit stukje nog wel een beeld van het klaslokaal waar meester Lukkien op zijn geheel eigen wijze de scepter zwaaide. In de hoek een turfkachel, de schoolkaarten van Vegter, de hoge ramen met het uitzicht op een bosje met jonge sparrenbomen. Ik zat in klas 3 of 4 . Elke woensdagmorgen na de pauze kregen de meisjes handwerken en de jongens verhuisden naar het lokaal van meester Lukkien. Het was weer tijd voor Dikke Sommen. Ik vond dat prachtig want rekenen was naast aardrijkskunde en geschiedenis mijn lievelingsvak.
Er waren, vaak oudere, leerlingen die in hun gedrag en verschijning bij mij veel ontzag afdwongen. Jan Klok was zo’n type. Hij kwam uit een groot gezin, elf kinderen als ik mij dat goed herinner, had een fors postuur en het gezin Klok woonde aan de Sellingerstraat in een sobere behuizing. Ik zat met zijn jongere zus Anneke in de klas, een rustig en verlegen type. Jan was in de ogen van meester Lukkien echter niet de meest aangepaste leerling. Hij werd regelmatig tot de orde geroepen met de kanttekening dat ik mij niet kan herinneren wat hij dan fout deed.
Het volgende voorval staat diep in mijn geheugen gegrift. Jan deed weer eens iets fout en moest voor straf voorovergebogen voor de klas op een soort bankje gaan liggen. Meester Lukkien was nog van het type “wie niet horen wil, moet maar voelen”. Lukkien hanteerde een stokje om enkele corrigerende tikken uit te delen in dit geval op het achterwerk van Jan. Jan gaf geen krimp. Bij elke stokslag dwarrelde er een klein stofwolkje op uit de stuutsiekoorn boksem van Jan, prachtig beschenen door zonlicht dat via het hoge raam over de toppen van het sparrenbosje precies zijn achterwerk raakte.
Toen ik later werk van Rembrandt aanschouwde en zijn spel met lichtinval, moest ik denken aan de stuutsiekoorn boksem van Jan Klok.
Schoolmelk
Na de oorlog, denk ik, was er veel aandacht voor onze gezondheid als leerlingen. Schoolmelk was een van de middelen om daaraan bij te dragen. Tegenwoordig zijn er scholen om kinderen van een ontbijt te voorzien maar in mijn tijd ging ik pas na een stevig ontbijt lopend naar school. Daar zorgde mijn moeder wel voor. De schoolmelk werd geleverd door de melkfabriek in Laude. Elke morgen werd dat in metalen kratten afgeleverd bij de ingang van het schoolplein. De jongens van groep 6 hadden niet alleen de taak om het de school binnen te brengen maar ook te distribueren over de klassen: een werkje dat eervol was. Geleidelijk kreeg ik de indruk dat meester Laarman (Lappie voor ingewijden) een persoonlijke voorkeur had. Want het waren vaak dezelfde jongens die dit mochten doen. Het melk in de kleine kwartliter flesjes liet ik mij overigens altijd goed smaken.
De treintjes van Eikelboom
We hadden feitelijk twee schoolpleinen: het bomenplein en het verharde schoolplein. Het verharde plein keek uit op de woning dat destijds bewoond werd door de familie Eikelboom. Hij was docent Engels en leraar aan de HBS. Eikelboom en zijn zoon Teun hadden een bijzondere hobby: modelspoor. Ze maakten zelf (bouwpakketten) wagons en locomotieven. En het schoolplein bood zicht op de voorkamer van hun huis. Daar stond een klavecimbel: de familie was zeer muzikaal. Dochter Carolien is later op het gebied van oude en barokmuziek een vooraanstaand musicus geworden. Eikelboom sr. zelf bespeelde ook het klavecimbel.
In de vensterbanken van de voorkamer waren regelmatig de nieuwste resultaten van hun modelspoorhuisvlijt te zien: wagons en locomotieven. Later verhuisde het gezin Eikelboom naar de andere zijde van de Schotslaan. Ze werden de buren van de familie Alberda van Ekenstein. Ik speelde regelmatig bij Bunno, de oudste zoon en klasgenoot. Op een dag nam Bunno mij mee naar de nieuwe buren: modelspoor excursie. Ik wist niet wat ik zag. Een deel van de zolder werd in beslag genomen door een spoorbaan, meerdere niveaus, met prachtige bergen, huisjes, stationnetjes, wissels, seinpaaltjes, lichtjes, enz.
Na de lagere school kwam ik via de brugklas op de HBS. In de eerste klas kreeg ik les van Eikelboom. Hij was leraar Engels en doceerde op zijn geheel voor mij onnavolgbare wijze. Hij overhoorde ons middels “beurtjes” zoals hij zijn kleine proefwerkjes noemde. Altijd vijf inhoudelijk volstrekt onlogische zinnen volgestopt met grammaticale bijzonderheden. Zelden haalde ik een voldoende.
In een van de spaarzame momenten van ontspanning tijdens zijn lessen daagde hij ons uit om hem te overhoren. Hij kende het spoorboekje van Java namelijk uit zijn hoofd. Op de minuut nauwkeurig wist hij van elk station op dat eiland wanneer treinen arriveerden en vertrokken. We hebben hem nooit op een fout kunnen betrappen. Tja Eikelboom en ook zijn treinen: een onuitwisbare indruk.
Is het billijk
Meester Laarman had zo zijn eigen opvattingen over orde houden. Hij hanteerde een bijzondere methode. Als een leerling, meestal van het mannelijk geslacht, in de klas (en soms op het schoolplein of het bomenplein) iets deed wat niet strookte met zijn beginselen van orde en aangepast gedrag, dan maakte hij duidelijk dat er een straf op volgde. Maar voordat Lappie de straf vaststelde kreeg je als leerling de vraag “is het billijk?”. Deze vraag veronderstelde dat je inzicht had in zijn normen en dus snapte dat jouw gedrag straf verdiende. Ik kan me niet herinneren dat hij zijn strafnormen aan het begin van het schooljaar op een voor mij begrijpelijke taal duidelijk had gemaakt. En ik was geen uitzondering. Nog lastiger vond ik dat de vraag “is het billijk” een uitnodiging inhield om met hem in discussie te gaan over de redelijkheid van de sanctie. Het zou zelfs kunnen leiden tot een nog zwaardere straf. Geen haar op mijn hoofd die dat risico wilde nemen. Dus de leerling zweeg en aanvaardde de sanctie. Rechtsboven op het schoolbord werd de initialen van de overtreder toegevoegd aan de initialen van eerdere overtreders. Als aan het eind van de week de score hoger was dan vijf dan werd er op de vrijdagmiddag door hem niet voorgelezen (mijn favoriete boek was Fulco de Minstreel). De pikorde in de klas was bepalend of de laatste overtreder door klasgenoten op gepaste wijze na schooltijd tot de orde werd geroepen of niet.
DAF busje
Twee keer per jaar reed er een busje (een DAF) het schoolplein op en parkeerde voor het hek: de schooltandverzorging was weer gearriveerd. Het woord was in die tijd nog niet in zwang maar voor mij betekende het stress en ik vermoed dat ik niet de enige was. Gedurende de korte tijd dat die DAF op het schoolplein stond, was er die ene vraag die voortdurend door mijn kop speelde: wanneer ben ik aan de beurt. Dat de tandarts en zijn of haar assistent altijd reuze aardig waren en hun uiterste best deden om me op mijn gemak te stellen, maakte helemaal niks uit. Ik beklom telkens weer met lood in de schoenen het trapje om met nog meer lood in de behandelstoel plaats te nemen. Dankzij de dagelijkse tandenborsteldiscipline van mijn moeder verliet ik zelden de bus met een paar gram mangaan in een van mijn kiezen. Maar dat betekende niet dat ik bij het volgende bezoek van de DAF aan de Jan Westerschool minder lood in mijn schoenen voelde.
===============================================================
Joke Kort, 28-8-1950
Hierbij wat dingen die ik me herinner van de lagere school .
Juffrouw Zuur had ik in de 2e en 3e klas
Als je jarig was mocht je een toneelstukje opvoeren voor de klas. Je mocht zelf het sprookje kiezen. Dus echt de bekende verhalen zoals Roodkapje en Sneeuwwitje. Je speelde zelf de hoofdrol en mocht uitkiezen welke andere kinderen er mee mochten doen.
Meester Lukkien (4e en 5e klas)
Meester Lukkien kon prachtige verhalen vertellen. Bijvoorbeeld over de oorlog.
Hij fietste met een varken in de fietstas toen hij door de Duitsers aangehouden werd.
Het liep goed af, het varken werd niet ontdekt. Hij vertelde het als een fantastisch avontuur, zodanig zelfs, dat het mij wel wat leek om een oorlog mee te maken. Dan beleefde je nog eens wat.
Hij deed ook wel eens goocheltrucs. Zo herinner ik me dat hij een tekst op een papier schreef en dat vervolgens verbrandde totdat het as was. Daarna streek hij de as ergens op uit en dezelfde tekst stond daar weer
Super intrigerend.
Hij vertelde ook wel eens over zijn vakanties op de Veluwe, het mooiste gebied van Nederland. Hij verbleef geloof ik dan in Apeldoorn. In elk geval toen ik later de verpleging in ging koos ik voor Apeldoorn. Zeker mede door de invloed van zijn verhalen.Aan het voorlezen heb ik ook goede herinneringen. Kruimeltje, Fulco de minstreel en Afke's tiental.
Dan de glijbanen op het schoolplein, spelen op het bomenplein en kaatsen, springtouwen, hinkelen en hoelahoepen. Hele goede herinneringen heb ik daaraan.
===============================================================
Leerling Lies Dijkstra, later juf Dijkstra Wolf 193?
Na de zomervakanties 1939 ging ik als het kleutertje Liesje Dijkstra met mijn buurmeisjes voor de eerste keer mee naar de Openbare Kleuterschool aan de Schotslaan. Een hele wandeling vanuit de Stationsstraat.
De Juf was juffrouw Sassen, die in het wandelbos woonde.
In de klas stonden tafeltjes en stoeltjes in Amsterdamse Stijl , gekleurd in groen en rood.
Schitterend vond ik het. matjes vlechten, tekenen, plakken, zingen en spelen in de grote zandbak achter op het bomenplein naast de school.
In 1941 ging ik naar de "Grote School" in hetzelfde gebouw. Naar juffrouw Luchtenberg. Het was een dubbele klas 1 en 2.
Grote, hoge lokalen met hoge ramen, waardoor je alleen de lucht en de toppen van de bomen en soms een vogel zag.
Mooie grote platen hingen hoog aan de wand en voor de klas waren zwarte borden aan de muur, een tafeltje waar de juf aan zat en groot bouwsel met plaatjes van Aap, Noot, Mies en loshangende letters en een trapje ervoor.
Hier leerde ik lezen, schrijven en rekenen. De grondbeginselen tot alle kennis.
Schrijven. Eerst met potlood op doorzichtig papier de letters eronder overtrekken. Later schrijven tussen de lijntjes.
Rekenen door de sommetjes, die juf op het bord geschreven had na te schrijven en uit te rekenen.
Lezen in het boekje over Ot en Sien.
"Nog bij Moeder" heette die leesmethode.
We zaten nu in banken. Tweezitters met een vak voor de schriften en boeken, een inktpotje met een schuifje en een gootje voor pen en potlood.
Achter in de klas stonden twee grote bruine kasten. een voor onze klas en een met genummerde vakjes voor de handwerklessen. En er stond een grote zwarte kachel die gevuld werd met turf en kolen door de jongens van de "hoogste" klas.
De klassen 1 en 2 gingen 's morgens korter naar school. Tot ongeveer half elf en daarna kwamen de meisjes uit de hogere klassen om te handwerken. Breien en haken!
De jongens bleven in hun klas om te rekenen!
Ware emancipatie!
Na twee jaar ging ik naar klas drie, naar meester Lukkien.
Dat was andere koek. Hij was goed streng en kon soms erg boos worden. Maar daartegenover stond dat hij leuk zangles kon geven en prachtig kon vertellen en voorlezen.
Vrijdagsmiddag.
De grote kachel snort.
Het wordt al wat donker in de klas.
En wij kinderen leven in de wereld van Dik Trom en Remie
Uit “Alleen op de Wereld"
===============================================================
Gedicht van Grietje Scholtens
Maak jouw eigen website met JouwWeb